Acteur Benja Bruijning speelt het personage Alan in de toneelbewerking van De tolk van Java. Met deze autobiografische roman won schrijver Alfred Birney in 2017 de Libris literatuurprijs. Roman en voorstelling tonen onomwonden de trauma’s die vele gemengde Nederlandse en Indische gezinnen overhielden aan de strijd om de onafhankelijkheid van Indonesië. Een pijnlijk verleden dat onuitwisbaar doorwerkt in volgende generaties.
In de voorstelling probeert het personage Alan grip te krijgen op zijn jeugd waarin hij werd mishandeld door zijn Indo vader terwijl zijn Brabantse moeder deze mishandelingen liet gebeuren. Alan ontdekt in de memoires van zijn vader de waarheid over het gewelddadige oorlogsverleden van zijn vader. Of die waarheid ook begrip oplevert, is de vraag.
Waarom vind jij het belangrijk dat deze voorstelling wordt gespeeld?
‘De laatste jaren wordt er terecht steeds meer ruchtbaarheid gegeven aan wat wij Nederlanders hebben uitgevreten tijdens de zogenaamde ‘politionele acties’. Toen ik de roman las, werd ik geraakt door de afschuwelijk gewelddadige kant van de Nederlandse geschiedenis. Deze voorstelling draagt eraan bij om dat onderbelichte perspectief te laten zien.
Daarnaast werd ik geraakt door de onveiligheid waarin mijn personage Alan opgroeit. Dat hij leeft in een omgeving waar de mensen op wie hij juist zou moeten kunnen bouwen – zijn ouders, hem volledig kapot maken; dat is onvoorstelbaar.
Ik denk dat wat Alan als kind heeft meegemaakt nog steeds gebeurt. Soms zal dat te maken hebben met een oorlogstrauma zoals de vader van Alan heeft, soms zal dat door iets anders komen. Hopelijk kunnen we met deze voorstelling mensen bewust maken. Enerzijds van de specifieke gruwelen die onder Nederlandse vlag hebben plaatsgevonden en anderzijds meer algemeen van de oorlog die in sommige gezinnen woedt.’
Jij bent een witte Nederlander zonder familiale band met Indonesië en haar geschiedenis. Kan jij deze rol, van een Indo met zo’n beladen geschiedenis die bovendien nog steeds gevoelig ligt, wel vertolken?
‘Ik heb daar lang over nagedacht. En ik ben er niet uitgekomen, zeker niet wat betreft het historische gegeven. Op een bepaalde manier trekken we het verhaal breder dan het Indische Nederlandse verleden. Voor ons gaat de voorstelling ook over getraumatiseerd zijn door welke oorlog dan ook en over ontheemd zijn binnen je eigen gezin.
In de voorstelling spelen Denise Aznam, die is Indonesisch, en Martijn Apituley, die is van Molukse afkomst. Marie Louise Stheins is Nederlands, net als ik. Ik kan mij heel goed voorstellen dat iemand met Indische roots over mijn casting in deze voorstelling denkt: ‘Wat moet deze Belanda met onze geschiedenis.’ Aan de andere kant is het hopelijk zo dat juist omdat ik het speel, we ook een groter niet-Indisch publiek bereiken met dit verhaal.’
Wat is de belangrijkste drijfveer van jouw personage Alan?
Ik denk dat hij het liefst wil ontdekken dat alles wat zijn vader heeft gedaan, niet waar is. Maar hij weet dat dat niet kan. Hij wil zijn vader begrijpen, maar beseft dondersgoed dat het geen kwestie van begrijpen is. Hij moet zelf vrede sluiten met de ellende van zijn jeugd en naar mate hij meer weet over zijn vader, merkt hij juist dat begrijpen daarbij niet helpt.
Hoe verhoud jij je als acteur tot al die ellende die jouw personage ondergaat?
Ik zag verschrikkelijk op tegen de repetities. Ik wist dat er momenten zouden komen waarop ik door de mangel zou moeten. En die kwamen ook. Het is zo hartverscheurend dat Alan mishandeld wordt door zijn vader en nul warmte krijgt van zijn moeder. Die gebieden moest ik in. Ik heb gehuild om wat Alan is aangedaan. En vervolgens heb ik weer afstand van die emotie genomen om de scènes te kunnen spelen. Het is mijn vak om te kunnen dissociëren.
Het klinkt alsof er geen humor in deze voorstelling zit. Klopt dat?
Integendeel! Er zit zeker humor in de voorstelling. Het boek is ook met humor geschreven. De eerste zin, die ongeveer anderhalve pagina lang is, somt wreedheden op die Alans vader ziet, ondergaat en heeft begaan en sluit vervolgens af met de opmerking dat hij de afgebroken hals van zijn gitaar het ergst van alles vond. Dat is een grap. Het is alleen de vraag of je aan lachen toekomt. In de voorstelling zoeken we voortdurend naar de grens van dit soort zwarte, schrijnende humor, precies zoals in het boek gebeurt.